Wat is het verschil tussen de Torah portie van "Tzav" (Gebod) en de portie van "Vayikra" (Leviticus)? In "Vayikra" lezen we over iemand die spontaan een offer wil brengen. Zo'n offer wordt een "Nedavah" (vrijwillig offer) genoemd. Rashi merkt op: "Over een vrijwillig offer, spreekt het vers." Daarentegen richt de portie "Tzav" zich tot degenen die niet per se een offer willen brengen, maar dat doen vanwege het gebod en de autoriteit van het gebod. Daarom begint de portie met het woord "Tzav" (Gebod). Inderdaad, deze portie gaat over wetten waar een individu misschien niet van nature naar neigt, zoals het verzorgen van de overblijfselen van het offer op het altaar gedurende de nacht. Dit zijn uitdagende taken, dus zonder het gebod kan men niet vertrouwen op persoonlijke wil om ze te vervullen.
Met andere woorden, we hebben twee motivaties: de motivatie van een vrijwillig offer, die spontaan is, en de motivatie die voortkomt uit verplichting, die voortkomt uit het gebod. Hier zien we een verschil in de volgorde van de offers. In het Boek Leviticus hebben we de "Olah" (brandoffer), gevolgd door de "Shelamim" (vredeoffer), en pas daarna hebben we offers voor zonden, zoals "Chatat" (zondoffer) en "Asham" (schuldoffer). Wat is het verschil tussen een "Olah" en "Sjelamiem"? Een "Olah" is een offer waarbij al het vlees van het geofferde dier op het altaar volledig verbrand wordt. De persoon die het offer brengt, krijgt niets of verliest zelfs geld. Dit is echter niet het geval bij een "Sjelamiem." Wanneer men een "Sjelamiem" offert, plaatst men wat vet en bloed op het altaar, dat niet gegeten kan worden, en de rest van het vlees wordt geconsumeerd. Ze verklaren dan dat ze het aan God offeren. Dit toont een diepgaand partnerschap tussen het individu en het Goddelijke, alsof de persoon is uitgenodigd voor een maaltijd aan de tafel van de Schepper.
De vraag rijst: kunnen we er echt op vertrouwen dat wanneer iemand "Sjelamiem" aanbiedt, hij dat oprecht doet omwille van de hemel? Dus, als het "Vayikra" is, dan ja. In "Vayikra," wanneer we zien dat iemand spontaan geneigd is om God te dienen, zien we onmiddellijk na de "Olah," de "Sjelamiem." Pas daarna komen we offers voor zonden tegen, als het individu gezondigd heeft. Daarentegen, in "Tzav," gaan de zondoffers vooraf aan de vredeoffers. Met andere woorden, als het iemand is die het gebod alleen maar uitvoert vanwege het gebod, dan willen we dat hij eerst zijn zonden rechtzet, en pas daarna kan hij vredeoffers brengen - Dan kunnen ze geloofd worden als ze zeggen dat hun intentie omwille van de hemel is bij het eten van het offer. Hier ligt een belangrijke pedagogische les: mensen kunnen er niet altijd op vertrouwen dat ze zuivere bedoelingen hebben. Als hen bevolen moet worden om een mitswa uit te voeren, moeten ze eerst afrekenen met hun zonden, en pas daarna mogen ze komen om van de Goddelijke tafel te eten.
>