Hoe tellen we mensen? En waarom zouden we ze überhaupt tellen? In Parshat Bamidbar krijgt Mosjé het bevel om de kinderen van Israël te tellen. Deze handeling van het tellen is in essentie een verenigend ritueel. Het brengt iedereen samen die in aanmerking komt voor het leger en creëert een gevoel van collectieve identiteit en doel. In de dagen van Mozes was de gedachte dat de natie onmiddellijk na het oprichten van de Tabernakel het land Israël zou binnengaan en veroveren. Soldaten die zich voorbereiden om het land te veroveren zouden natuurlijk de noodzaak begrijpen van een volkstelling om de grootte van het leger te bepalen. Vandaar dat de Tora ons opdraagt om te tellen.
In deze telling worden vele geheimen onthuld. De getallen die de Tora geeft bevatten verborgen betekenissen in de gematria (numerieke waarde). Maar het tellen van mensen heeft een depersonaliserend effect. Stel dat men een groep van 100 mensen voor zich heeft. Als er één weggaat en een ander vervangt hem, blijft het aantal hetzelfde. Daarom heeft het individu geen betekenis en telt alleen het collectief. Deze tendens wordt vaak geassocieerd met totalitaire regimes, waar de totale bevolking ertoe doet, maar individuen niet belangrijk worden geacht.
Omgekeerd is er ook een individualistisch perspectief. Sommige beschavingen geven voorrang aan het individu en maken de naam van elke persoon belangrijk - of ze nu Yossi, David, Esther of Sarah heten. Elke persoon heeft een unieke identiteit die niet vervangen kan worden.
Dit heeft door de geschiedenis heen aanzienlijke conflicten veroorzaakt tussen collectivistische en individualistische samenlevingen.
Wat is het standpunt van de Torah?
Wanneer de Torah eist dat de kinderen van Israël geteld worden, gebruikt het een heel speciale uitdrukking: “Neem de som van de gehele gemeente van de kinderen Israëls, naar families, naar de huizen van hun vaderen; een hoofdelijke telling van ieder mannelijk geslacht, naar het getal van hun namen”(Bamidbar 1:2) .
Het is dus zowel een algemeen aantal als specifieke namen. Met andere woorden, de Tora leert ons dat er geen tegenstelling kan zijn tussen het collectieve en het individuele. Het collectief is werkelijk een collectief wanneer het datgene omvat wat uniek en belangrijk is aan elk individu, en het individu heeft geen ware betekenis zonder deel te nemen aan het leven van het collectief. Dit harmonieuze evenwicht tussen het collectief en het individu is wat echte eenheid en betekenis brengt.
Onze wijzen hebben dit geformuleerd als een principe in schriftinterpretatie: “Een generalisatie die een specificatie vereist, en een specificatie die een generalisatie vereist.”
Een algemene regel vereist specifieke details om hem te definiëren, en specifieke details vereisen een algemene regel om ze te begrijpen. Zoals een boom en zijn takken, ondersteunt de boom (algemene regel) de takken (specifieke details), en de takken maken het beeld van de boom compleet. Een algemene regel zonder specifieke details is betekenisloos, en specifieke details zonder een algemene regel zijn uit hun verband gerukt. Samen maken ze het plaatje compleet.
Volledige eenheid vereist dat we de individualistische en collectivistische benaderingen overstijgen om beide een hogere betekenis en doel te geven.