"Ik verscheen aan Abraham, Izaäk en Jakob". Wie zijn dat - Abraham, Izaäk en Jakob? Ik denk dat iedereen die de Torah wel eens gelezen heeft wel weet dat Abraham, Isaak en Jakob de patriarchen zijn. En hier verrast Rashi ons met een interpretatie van het woord "Vayera" (ik verscheen). Dus wat vertelt Rashi ons dat we nog niet wisten? In plaats daarvan wil Rashi de moeilijkheid verklaren die voortkomt uit het woord "Vayera." Want er staat geschreven: "Een mens zal Mij (God) niet zien en leven." Dus hoe zegt de naam "Vayera" (en Hij verscheen)?
Het antwoord is dat zij de aartsvaders waren. Omdat zij de aartsvaders waren, hadden zij een speciaal recht dat hen toestond om een directe ontmoeting - een 'verschijning' - met de Schepper te hebben. Hoe? Het recht dat zij hadden was het recht om voor hun kinderen te leven. Een mens is bereid om te leven voor een bestemming waarvan hij weet dat die niet in zijn generatie zal worden vervuld, maar pas in de generatie erna.
Dat is het recht van de aartsvaders.
Wat ons betreft, de kinderen, de Israëlieten, wij kregen de Torah voor hen. De missie van de Israëlieten was om de belofte aan de aartsvaders te vervullen om het land Israël binnen te gaan en zich er te vestigen. Daarom leefden de aartsvaders niet echt, want leven voor een bestemming die niet tijdens hun leven gebeurde, wordt geen leven genoemd. Daarom is er geen probleem met "Want een mens zal mij niet zien en leven." Daarom gaat het vers verder: "En Hij verscheen aan Abraham, Izaäks zoon, Jakobs zoon, met El Shaddai."
El Shaddai is de God die beloften geeft, niet de God die ze vervult, zoals Rashi uitlegt.
En wat is Mijn naam?
Mijn naam is echter Ehyeh-Asher-Ehyeh - Degene die de beloften vervult.
De conclusie - Ik was niet bekend bij hen. Ze kenden Mij niet echt omdat "Ik beloofde en niet vervulde." Zo ontdekken we binnen de eerste verzen van Parshat Vaera de geldige reden voor de verlossing uit Egypte. Waarom besluit de Heilige, gezegend zij Hij, om Israël uit de slavernij te halen? Het antwoord is dat Hij een belofte heeft die nog steeds niet vervuld is. Hij beloofde ons het land Israël te geven, en dus zegt Hij al de woorden van verlossing: "En Ik zal jullie brengen naar het land dat Ik gezworen heb." Al het gepraat over het verlaten van Egypte om religieuze of spirituele redenen om offers te brengen is niet wat Mozes tegen Farao zegt; het is niet wat hij tegen de kinderen van Israël zegt. Tegen de kinderen van Israël onthult hij de geldige reden voor verlossing, namelijk de vervulling van de belofte aan de aartsvaders om terug te keren naar het land Israël en zich daar te vestigen.